Thursday, August 20, 2020

Lucia van Aerssen-Walta's letter to Constantijn Huygens, dated December 27, 1663

Source:

Briefwisseling van Constantijn Huygens

http://resources.huygens.knaw.nl/watermarker/media/huygens/original/transcriptieswalta.pdf?pos_x=10&pos_y=3&use_border=true&all_pages=true&color=20%2C20%2C20&text=%C2%A9+Huygens+ING-website%0Ap.+2%0Ahttp%3A%2F%2Fresources.huygens.knaw.nl%2Fbriefwisselingconstantijnhuygens%2Fbrief%2Fnr%2F6194&font_size=1.5%25

The letter:

Den 27 desember [1663]
Mijnheer,
Den dese sal u crijge met ene lap floers. Den eerste van Uw.d te bedancken van de moyte en het copen van de geeyste rock, daer Uw.d so veel sorvuldichede toe heeft gelieve te gebruycken en daermede mijn dochter so curieus gemaeckt is, dat se de meeste inpatiencij van de werelt heeft om die te ontfangen, en d’ander van het bericht van de poin de Vinise. Seker, Mijnheer, ick heb mij van u goetheyt geabuseert, doch wetende dat Uw.d soveel discresij heeft dat hij dat mijn om mijne dochters ernstich aenhouden niet sal qualijck afnemen. En sij verfoye haerselfs nu oock, dat se over 6 weke mij niet hadde versocht dat ick aen Uw.d om die neusdoek van poin de Vinise sou bidde, en sij heeft alle weeks gehoopt dat se met de post soude comen. De wissel isser selfs al over 6 weke na toe en noch heeft sij die niet gecrege. Sij can de oorsaek daervan niet wete noch dencke, en Mijnheer kan de inpatiencij van jonge luyde. Nu blijft sij al in hoop dat se die de naeste post sal crijge. Ik beken dat 30 en 90 Luvise schricklijck veel gelt is, maer de dartelheyt is Got betert in de werelt so groet, en dat exempel wort ons so van naebuerschapswege metgedeelt, dat gelt voor haer geen gelt en schijnt te sijn. Dat dese begeerte van mijn jongeluy is, Mijnheer, niet datter enige aperencij is van trouwe, ick verklare in consiencij van neen, maer alleen omdat se haer drouvich kleetsel sulle aflegge, daerdien dat den tijt voor haerluy ruim is verstreke, sij curieus sijn liver wat nieus te hebben, als se doch wat moete hebbe, als sich weer met wat outs te moete behelpen. En sij sijn versekert dat hetgene van Uw.d gesonde wort so wel is gecose, dat se daerom die vrijmoedicheyt hebbe genome Mijnheer daermet te beswaren. En ick doeter van haerentwege de dancksegginge daerover en so haest als ‘t aen is gecome, daer se nu de ure van beginne te telle, terwijl de 19 dage al verstreke sijn, so sal ick Uw.d late wete hoe dat haer den rock bevalt met de kant. En sij is daer so van geparsuvadeert dat het haer heel wel sal aenstaen. Het bleu murant was haer inklignasij.

Het nieus dat hier nu is, dat den Bischop van Münster een inval in Oost-Vrieslant heeft gedaen, daer de Staete nu seer met bemoyt sijn. Dat den heer van Oudijck entlijck, tot spijt van Watervliet, met juffrou van der Nisse sal gaen trouwe. Daermet is hij heel op sijn voerde[el] en dit houlijck wort van alle werelt seer geaprobeert. Men sekt sterck dat den heer van Langerack met de outste dochter van Ferens sal trouwen, die tot Mastricht woont en dat mijnheer Steyn Seulevelts daer 25.000 guldens daermet ten houlijck soude geve. Het wort voor seker gehouden, maer ick can dat niet wel gelove. Dat van Mijnheer de buurt sal nu sekerlijck voor Paese sijn voortgank hebben. En dat van de derde dochter van de vrou van Gouriaen wakt noch na de dispencij van de paus. Dat is al datter passeert dat tot mijn kennis is gecomen. En de president de Ruit gelooft me niet, dat dese avent halen sal, daertoe sych veel pretendente openbare, en aen ene Fugel die te Leyen woont, seer gegost wort. Maer [ick] vrees dat hij so gelukich niet sal sijn, terwijl die van Hollant ijmant van de hare wille daerin brenge.

Ick verloop mij, sal daermet besluyte, dat ick aen Mijnheer gesontheyt en patiencij en gedult toewense,  en dat ick altijt sal blijve, nadat ick hem een lang, gelucksalich niu jaer sal toegewenst sal hebben,
Mijnheer,
Uwed. ootmoedige ende dienstwillige dienerse
Lucia van Walta,
Dovergere van Sommelsdijck.

No comments:

Post a Comment